column 7 Campers in Peekskill

 

Na een week NYC zijn we met de trein naar Peekskill vertrokken waar we ‘s avonds om 6 uur op het station stonden en te horen kregen dat het maar een paar honderd meter lopen was naar Motel Peekskill. Prima motel met een fantastisch uitzicht over de rivier de Hudson. 1600 meter is ook een paar honderd meter, maar de gevoelsafstand met een koffer van 26 kilo is toch zeker een avond de vierdaagse meelopen. De volgende ochtend vroeg op om onze Ford GetAway op te halen.
Helaas peanutbutter, nog niet klaar, geen banden, geen voorruit en de motorkap omhoog,dus het stadje maar verkend. Blijkt een heel alternatief,kunstzinnig plaatsje te zijn met een echte diner uit
de 50tiger jaren, de real thing. In de tweedehandszaak Bruised Apple, mooie naam voor een winkel met gebruikte boeken en cd’s, de laatste cd van Medeski Martin and Wood gekocht , daarna in de Bieb emails opgehaald en veel koffie gedronken in plaatselijke coffeeshop. Een ander soort coffeeshop als in Nederland. Toevallig stonden er twee cameraploegen voor de deur te filmen. Even gevraagd wat er gaande was en wat bleek die middag waren in de buurt rond onze coffeeshop 78 drugsdealers opgepakt. Zou dit nou allemaal toeval zijn; twee Nederlanders in een coffeeshop tijdens de grootste drugsvangst van de State New York in jaren. Zo voorzichtig als mogelijk was, maar weer terug naar de garage waar we te horen kregen dat we om 21.00u. ons moesten melden.
Maar om vijf over negen zaten we nog steeds in het donker voor een afgesloten terrein waar wel 50 Campers stonden. Van vierkante bakken die nog het meest leken op patatkramen tot de meest luxueuze voertuigen waar de gemiddelde Connexionbus het niet van zou winnen in lengte. Onze wagen lag nog voor een deel open. Ernst, de eigenaar van TransAtlantic bracht van bovenaf de heuvel zelf zo'n patatkraam naar beneden. Ons vergapend aan de luxe in de wagen bleek er nog een laatste gadget te zijn, het uitschuiven van de halve slaap- en woonkamer. Een beetje omslachtig probeerde we Ernst duidelijk te maken dat we eigenlijk gewend zijn om in kleine tenten te kamperen en dat zoveel luxe ons wel wat verlegen maakte. Ernst liet zich door ons niet afleiden, ging rustig door met het aanleggen van kabels voor de electrische kachel, het zoeken van dekens, sleutels voor douches in gebouwen elders op het terrein, om als laatste ons te verblijden met de antenne van de in de camper aanwezige breedbeeld TV. Hoe meer wij zeurden dat we zoveel luxe tijdens kamperen niet gewend waren, des te meer leek hij ons te willen bewijzen, dat we het jarenlang fout hadden gedaan. “Geen moeite, veel mensen in Amerika reizen op deze manier. Good Night, see you at eight.” En weg was hij.