column 8 Juan the Gurdian Angel


“I use to be a bad boy”, zei Juan, die net met een stukje ijzerdraad zijn eigen auto had open gemaakt. Met zijn jerrycan liepen we terug naar onze Camper, om die te vullen met voldoende koelvloeistof. “Als je zo handig bent met het open maken van sloten, hoe komt het dan, dat je in zo'n oud wrak rijdt, zei ik een beetje plagend. “I use to do that, but now I don’t do that anymore. This is my good deed for the day to make up.”
We waren net over het upperdeck van de George Washington Bridge reden met een moter die langzaam maar zeker oververhit raakte. Door de Bronx rijden op een zesbaansweg in de New Yorkse spits is behoorlijk adrenaline verhogend. Voor Anita was het in ieder geval meer dan waar ze op dat moment behoefte aan had. We namen na de brug de eerste afslag en kwamen vervolgens op weer een andere zesbaans weg, waar je moeilijk van af kon. Met een wijzer van het koelsysteem al voorbij de H van te heet, belandde we uiteindelijk op de parkeerplaats van het Marriot Hotel. “Only for Employees” stond er op het bord, maar regels zijn er om te verbuigen.
Na het uitzetten van de moter, liep binnen enkele seconden een groene straal van koelvloeistof van onder de moterkap. We waren niet echt happy. In de verte kwam een medewerker van het Marriot Hotel op ons afgelopen, met twee stoelen in zijn hand die hij moest weggooien in een container op de parkeerplaats. Ik liep op hem af om hem te vertellen dat we problemen hadden met de auto en dat we daarom op dit terrein stonden. “Laat mij maar even kijken”, was het eerste wat hij zei. “Would you open the hood.” Ik vertelde hem het hele verhaal en volgens hem had de wagen een tijd stil gestaan en was de antivries ingedikt en dat had voor een verstopping gezorgd. “ Hoe weet je dat allemaal, je werkt voor een hotel. “Ik had vroeger mijn eigen garagebedrijf, maar mijn vrouw vond het niet leuk dat ik elke avond laat thuis kwam met nog zwarte handen van de olie en de smeer. Ik vroeg hem of er een telefoon in de buurt was om naar ons camperbedrijf te bellen.”Sure, take mine.” Ik vroeg nog wat het kostte, maar daar wilde Juan niks van weten. Na een kort gesprek met Ernst, gaf ik de telefoon aan Juan. Veel kon ik van het gesprek niet volgen, het wordt voor mij al snel te technisch als twee monteurs met elkaar praten, maar hun gezamenlijke conclusie was dat de thermostaat niet goed kon werken door de opgedroogde antivries. Het advies was om de 40 km terug te rijden. Juan gaf ons het advies om rustig te rijden en regelmatig te stoppen om zijn antivries bij te vullen. “Maar wacht tot de moter is afgekoeld met bijvullen, mijn zus gooide koud water in een kokende moter en al het metaal barstte met een grote klap. Met een“Be carefull and with God speed”, namen we afscheid van hem, onze Gardian Angel. Pech hebben is een ding, maar zoveel geluk hebben dat de eerste de beste voorbijganger een eigen garagebedrijf heeft gehad is meer dan geluk alleen. Om half elf ‘s avonds reden we het terrein van TransAtlantic weer op en Ernst stond al klaar met de electriciteitskabel om ons aan te sluiten. We wilde graag weg uit Peekskill zei ik. “But your homebound” sprak hij met dat lichte zangerige Zwitserse accent,dat na 62 jaar nog steeds niet helemaal was weggesleten. Peekskill begon al een beetje als thuis te voelen. Morgen vroeg, maar weer een kopje koffie halen in de Coffeeshop.